OCHTENDBLAD, A. 25
Aug. 1929
Echtscheidingsdrama.
Zooals
telegrafisch gemeld is, heeft zich in het rustige hotel Tjandi te Semarang op
Maandag 22 Juli des middags te kwart voor vier een drama afgespeeld, zooals er
te Semarang vele jaren geen is voorgekomen.
Met vier schoten,
waarvan er drie doel troffen, heeft zekere
A. N. van den Worm den heer
W. van Zuylen, lid van de weeskamer aldaar, van het leven beroofd. De dader
heeft, schrijft „De Locomotief“, voor het bedrijven van zijn
daad het stille middaguur uitgekozen, terwijl de heer Van Zuylen voor zijn
kamer met zijne aanstaande echtgenoote en een bezoeker, den heer Oei, de middagthee
dronk. Plotseling verscheen daar te midden van het niets vermoedende drietal
menschen met een revolver in de hand de hiervoor genoemde A. N. van den Worm
en schoot à bout portant den heer Van Zuylen neer.
Van personen,
die vlak na het plegen der misdaad waren toegeschoten, vernam het blad het
volgende:
De heer J.
Blom, zaalchef van het hotel, was in de hall van het hotel voor de middagwacht.
Hij hoorde plotseling een knal. Vlak daarop hoorde hij gillen uit den
Noordwestelijken hoek van het hotel, uit de richting der kamers bewoond door den
heer Van Zuylen en diens aanstaande echtgenoote, mevr. Keyer. De heer Blom
snelde erheen en zag Van den Worm staan met de revolver in de hand, terwijl de
heer Van Zuylen in een plas bloed op den grond lag. Op een afstand riep de heer
Blom, die naar men zich voorstellen kann, niet weinig schrok, den rustig
kijkenden Van den Worm toe: „ Geef mij dat ding“, waarop Van den Worm
antwoordde:
„Hier is het
en hier heb je nog wat reserve patronen ook. Ik heb hem neerschoten. Bel de
politie maar op“.
De heer Blom is toen met Van den Worm naar de telefoon
gegaan om de politie te waarschuwen, hetgeen in de consternatie van het
ogenblik nogal wat moeilijkheden opleverde. Van den Worm stond intussen rustig
in de hall van het hotel en zeide ondermeer : « Kijk nog maar eens
of hij goed dood is. Anders
gaat hij er een volgenden keer toch aan“. Een ogenblik later heette het: „Daar
heb ik tien jaar voor over. Ik heb allang gezegd dat hij eraan moest. Dat was
een eerezaak, net als bij Van Rijn.
Over de wijze
waarop de misdaad zich heeft voltrokken vernam het blad het volgende:
Tussen half
vier en kwart voor vier hoorden de bewoners der kamers op den Noordelijken
vleugel van het hotel iemand met zware passen de galerij langs loopen.
Een dame, die
voor het raam harer kamer stond, keek even, wie toch wel de man mocht zijn, die
het noodig vond op dit uur van middagrust met zoo zware passen over de
hotelgalerij te marcheeren. Zij zag een man, die de rechterhand in den zak had,
voorbijgaan. Even later klonken er schoten........
Voor de kamer
van den heer Van Zuylen zaten de heer van Zuylen, vlak bij de deur met het
gezicht naar Nieuw-Tjandi gekeerd en rechts van hem zat mevr. Keyer en links,
met den rug naar Nieuw-Tjandi, de heer Oei.
Naar uit de
voorloopige verklaringen blijkt is Van den Worm met snellen krachtigen pas om
den hoek gekomen, is achter den heer Oei om geloopen en heeft iets geroepen
als: „Waar zijn mijn kinderen“, vlak daarop of wellicht tegelijkertijd een
revolver getrokken en de vier schoten gelost. In twee, drie seconden was het
drama gebeurd.
De aanleiding
tot deze afschuwelijke misdaad moet gezocht worden in een liefdes-aangelenheid.
De dader, een
man van 51 jaar, was vroeger gehuwd met mevr. Keyer, bij wie hij drie kinderen
heeft. Dit huwelijk, dat zeer ongelukkig was, werd het vorige jaar ontbonden.
Het was nog tijdens dit huwelijk en wel ter gelegenheid van een heftige scène
in het huis van de familie Van den Worm, dat wijlen de heer Van Zuylen kennis
maakte met mevr. Keyer. Hij woonde toen in een paviljoen bij het huis van Van
den Worm zijne vrouw op zoodanige wijze gedreigd, dat gesproken kann worden van
een moordaanslag op zijn vrouw. De toenmalige mevr. Van den Worm is toen
gevlucht naar het paviljoen waar de heer Van Zuylen woonde. Reeds ten tijde van
het scheidingsproces heeft Van den Worm tegen een ieder die het maar hooren
wilde gezegd, dat de heer Van Zuylen „er aan“ zou gaan. „Vanavond hoor je, dat
hij is doodgeschoten en dan heb ik dat gedaan“, zoo liet hij zich nog uit
tijdens den vorigen pasar malem. Van verschillende zijden is toen geprobeerd
hem te kalmeeren en hem te bewegen Semarang te verlaten. Hij heeft zich
blijkbaar toen laten bepraten en is vertrokken naar Bandoeng, waar hij een
tijdlang heeft geleefd, zonder iets uit te voeren. Hij had geld van zich zelf
en maakte dat op.
Den zondag te
voren is hij uit Bandoeng naar Semarang gekomen en heeft zijn intrek genomen
bij een broer die aan de Karreweg woont. Maandagmiddag, zoo moet hij verklaard
hebben, is het hem in eens te machtig geworden. Hij heeft een revolver genomen,
een vrij eenvoudig model met vijfkamerigen cylinder, heeft die geladen en is er
op uit getrokken. Het verdere verloop dezer treurige zaak kent men.
Het
slachtoffer van deze misdaad, de heer W. van Zuylen, was een kalme, bedaarde en
bescheiden man. Een harde werker, die dank zij zijn grooten ijver en toewijding
in den loop der jaren van commies bij den weeskamerdienst was opgeklommen tot
lid. Hij leefde een uiters rustig leven en zou binnenkort in het huwelijk
treden met mevr. Keyer, de vroegere mevr. Van den Worm, met wie hij sedert eenigen tijd reeds
samenwoonde en die ook voor de buitenwereld reeds gold als mevr. Van Zuylen. De
termijn van drie honderd dagen, welke tusschen een scheiding en een nieuw
huwelijk worden gesloten.
Het heengaan
van zijn vrouw had Van den Worm blijkbaar heel sterk aangegrepen. Zoo schijnt
hij de gedachte, dat hij zich op de een of andere manier moest „wreken“ op den
heer Van Zuylen niet meer te hebben kunnen kwijt raken.
In den loop
van den laten middag is het onderzoek, dat geleid wird door mr. Barendregt,
aangevangen.
De dader bleef
uiters kalm en heeft zoo rustig mogelijk verteld hoe hij tot zijne daad is
gekomen,hoe hij haar heeft uitgevoerd. Het geval-Van Rijn, naar men zich
herinnert de moordzaak te Madioen, waarbij de heer Van Rijn den
candidaatnotaris Heyman Cohen doodschoot, heeft blijkbaar op de zieke fantasie
van Van den Worm ingewerkt. Hij heeft althans herhaaldelijk aan dit geval
herinnerd. Zonder eenigen drang gaf hij alle inlichtingen welke werden
gevraaagd en in alle opzichten toonde hij zich gewillig. Alleen toen de
substituut-officier hem wilde meenemen naar de plaats van den moord, waar nog
steeds het lijk op den grond lag in een plas bloed, wilde hij eerst niet. Na
een scherpe terechtwijzing ging hij toch mee.
Groot is de
deelneming in het verlies, dat mevr. Keyer, door dezen moord heeft geleden. Zij
is tegen den avond overgebracht naar het Sint Elisabethziekenhuis. Zij is in
hooge maate overspannen en het zal zeker nog geruimen tijd duren eer zij dezen
slag te boven zal zijn.
___________